Inteelt & Verwantschap

Home
Nieuws
Gezond Fokken
  * Heartland begin tot nu
  * Inteeelt/Verwantschap
  * Stichting FGH
  * Uitleg database
  * Outcross
  * Mean Kinship
  * Outcross nestGaia/Eron

  * Outcross Kenda x Nanuk
Even voorstellen
De Honden
Nesten
 
Informatie
     Rasstandaard ODH
    ● Rasstandaard Eurasier
    ●
Socialisatie
    ●
Gedrag
    ● Kalmerende signalen
    ●
Voeding
    ●
Verzorging
Hobby's & Sport
     
Creatief
     * Breien
      * Canicross
Contact en route
Links





 

COI en verwantschap

 

De inteeltcoëfficiënt (COI) is een getal dat betrekking heeft op individuele dieren.

Om de inteeltcoëfficiënt te kunnen begrijpen is het nodig om iets meer over genen te weten. Bij zoogdieren en vogels komt het DNA in tweevoud voor, van alle genen zijn er twee stuks.  Dat noemt men dan een genenpaar. Van elk genenpaar is het ene gen verkregen van de vader en het andere van de moeder. Er zijn heel veel verschillende genenparen.

De inteeltcoëfficiënt is de kans dat de beide genen van een willekeurig genenpaar identiek zijn. Dus de inteeltcoëfficiënt zegt iets over de genetische uniformiteit binnen een dier.

Een dier dat helemaal niet is ingeteeld heeft een inteeltcoëfficiënt van nul. Bij een dergelijk dier zijn beide genen van een willekeurig genenpaar dus verschillend. Een volledig ingeteeld dier heeft een inteeltcoëfficiënt van 1; de beide genen van een genenpaar zijn altijd gelijk.

De inteeltcoëfficiënt is een getal dat betrekking heeft op het individuele dier. Om dit te kunnen begrijpen moet je weten dat in honden DNA bestaat uit twee strengen, dus een paar van twee genen. De ene helft van de streng komt van de moeder en de andere helft van de vader. De inteeltcoëfficiënt geeft de kans weer dat de beide genen van een willekeurig genenpaar identiek zijn.

De inteeltcoëfficiënt (COI) is een getal tussen 0% en 100%. Een COI van 0% betekent dat vader en moeder onverwant zijn, over het aantal generaties dat bekeken wordt. Hoe verder je gaat kijken in stambomen, hoe meer verwantschap er zal zijn (dus een hogere COI). Dat komt doordat er binnen een ras een gesloten populatie is en een ras vaak gefokt is uit slechts een paar stamouders.

Bij het bepalen van combinaties is het van belang om te kijken naar de COI van de combinatie, niet alleen naar die van de ouderdieren zelf. Ook de toename van de COI van de ene naar de andere generatie is iets om op te letten.

verwantschap
De verwantschapscoëfficiënt tussen twee dieren geeft aan in hoeverre deze twee dieren genetisch op elkaar lijken. Een verwantschapscoëfficiënt van nul betekent dat dieren genetisch helemaal niet op elkaar lijken. De verwantschapscoëfficiënt tussen twee dieren die op geen enkele manier familie van elkaar zijn is daarom gelijk aan nul. De verwantschapscoëfficiënt tussen twee ééneiige tweelingen is gelijk aan één, omdat ééneiige genetisch identiek zijn.

De verwantschapscoëfficiënt tussen twee dieren hangt af van het aandeel van de genen dat deze dieren gemeenschappelijk hebben. De verwantschapscoëfficiënt tussen vader en dochter is bijvoorbeeld gelijk aan 0.5 omdat de vader de helft van zijn genen doorgeeft aan zijn dochter. (De ander helft van de genen van de dochter komt nl. van de moeder). Om dezelfde reden is de verwantschapscoëfficiënt tussen moeder en dochter ook gelijk aan 0.5 en is de verwantschapscoëfficiënt tussen grootmoeder en dochter gelijk aan 0.25. De verwantschapscoëfficiënt tussen volle broers/zussen is gelijk aan 0.5. Volle broers/zussen krijgen van elke ouder de helft van hun genen, maar niet precies dezelfde helft. Gemiddeld hebben volle broers/zussen voor 50% dezelfde genen.

In statistische zin kan de verwantschapscoëfficiënt tussen twee dieren worden opgevat als het aandeel van de genetische variatie dat deze dieren gemeenschappelijk hebben. Stel, een kenmerk (bijvoorbeeld lichaamsgewicht) heeft een erfelijkheidsgraad van 0.3. Dit betekent dat van de totale variatie die je waarneemt tussen dieren 30% veroorzaakt wordt door erfelijke verschillen tussen dieren. Het aandeel van de totale variatie dat twee volle broers/zussen gemeenschappelijk hebben wordt bepaald door hun verwantschapscoëfficiënt en de erfelijkheidsgraad. In dit voorbeeld hebben ze 0.3 × 0.5 = 0.15 = 15% van de totale variatie gemeenschappelijk. Dit betekent dat volle broers/zussen 15% van de verschillen die je waarneemt tussen dieren gemeenschappelijk hebben. Bijvoorbeeld, als één van beide zwaarder is dan gemiddeld, dan verwacht je ook dat de ander zwaarder is dan gemiddeld, maar dat weet je niet zeker omdat er nog 85% van de variatie is die de dieren niet gemeenschappelijk hebben.

 

Samenstelling             Verwantschapscoëfficiënt

ééneiige tweelingen                  100%

broers met volle zus                 50%

vader-dochter of moeder-zoon         50%

broer met half zus                       25%

nakomeling-grootouder                25%

oom-nicht of tante neef              25%

dubbele neef-nicht1                  25%

enkele neef-nicht2                   12,5%

dier-overgrootouder                  12,5%

 

1 Dubbele neef-nicht is een combinatie waarbij zowel de vaders volle broers zijn en de moeders tevens volle zusters.

2 Enkele neef-nicht is een combinatie waarbij slechts twee van de vier ouders volle broers dan wel zussen zijn.

 

 

Hoe bereken je de graad van verwantschap ?

 1-alles recht naar boven (ouders, grootouders, overgrootouders, enz) noemt men rechte lijn.
2-indien men terug moet naar naaste familie zoals oom, tante, neef of nicht, wordt het zijlijn.

 Voorbeeld :

Indien u de graad wil weten tussen u en uw grootvader begint u te tellen bij uzelf.
Naar uw ouders is 1 graad
Naar de vader van uw vader/moeder is weer 1 graad
Kortom : u en uw grootvader zijn 2de graads verwant.
Aangezien u in de telling alleen maar naar boven bent gegaan is dit dus 2de graads in rechte lijn
 U en uw overgrootvader is nog een lijn verder, dat is dus 3de graads in de rechte lijn
 Indien men in de telling naar boven en vervolgens weer naar beneden moet, is er sprake van "zijlijn"
U en uw broer/zus bijvoorbeeld.
Naar de gemeenschappelijke ouders is 1 graad naar boven
Naar uw broer/zus is 1 graad naar beneden
Kortom, u en uw broer/zus zijn 2de graads in de zijlijn
Bijvoorbeeld u en een kind van uw nonkel /tante
Naar uw ouders is 1 graad naar boven (rechte lijn)
Naar uw grootouders is weer 1 graad naar boven (rechte lijn)
Naar uw oom/tante is echter 1 graad naar beneden (staat op dezelfde hoogte als uw vader/moeder).Dit betekent dus een verwantschap inzijlijn.
Vervolgens naar het kind (uw neef/nicht) is 1 graad naar beneden

Kortom : u en uw nicht/neef zijn 4 de graads verwant in de zijlijn
Want u en uw oom/tante zijn inderdaad 3de graads verwant in de zijlijn
Ten laatste : u en een kind van uw broer/zus. Dat is dus 3de graads in de zijlijn.
Het is immers één verder dan u en uw broer/zus

 bronvermelding zooeasy

veel inteelt geen gezondheidsproblemen.
Inteelt zelf is niet erfelijk, maar de gevolgen van inteelt zijn erfelijke aandoeningen en die zijn wel erfelijk.
zit er in een ras veel inteelt en er zijn veel gezondheidsproblemen daardoor ontstaan, dan spreken we van inteeltdepressie.

Inteeltdepressie geeft aan dat de vitaliteit van de honden achteruit gaat.
er zijn meer problemen met de vruchtbaarheid, bv lager libido van de reuen,
meer teven die niet drachtig worden,
bij de geboorte meer problemen
meer dood geboren pups.
en honden die relatief op jongere leeftijd overlijden.
Met andere woorden het gehele ras gaat achteruit qua gezondheid

Vaak word er nauwelijks gekeken naar de verwantschap van een combinatie, en als er al naar gekeken word dan is dat vaak ook nog maar tot een bepaald aantal generaties, bv tot 4 of 5 generaties terug. soms iets verder
Maar dat is natuurlijk lang niet genoeg om terug te kijken, zoals we al bij Mean Kinship hebben gelezen moet je naar de gehele populatie kijken.

In het algemeen: In veel gevallen is het gunstig dat beide allelen (ik spreek liever niet van genen)  hetzelfde zijn vooral als het vervangend allel ziekmakend is! Wel zijn er veel loci waar meer dan twee allelen bij bekend zijn. Zolang als die niet ziekmakend/levensbedreigend zijn is heterogeniteit geen probleem.

De manier om zo min mogelijk kans te maken op homozygote zieke allelen is breed fokken/mean kinship toepassen.