Eurasier Rasbeschrijving
 
Home
Nieuws
Gezond Fokken
   * Heartland begin tot nu
  * Inteeelt/Verwantschap
  * Stichting FGH
  * Uitleg database
  * Outcross
  * Mean Kinship
  * Outcross nestGaia/Eron

  * Outcross Kenda x Nanuk
Even voorstellen
De Honden
Nesten
 
Informatie
       Rasstandaard ODH
     Rasstandaard Eurasier

     ●
Socialisatie
     ●
Gedrag
     ●
Kalmerende signalen
     ●
Voeding
     ●
Verzorging
Hobby's & Sport
      ● Creatief
     * Breien
     * Canicross
Contact en route
Links


                                                    eurasier

Land van herkomst: Duitsland

Rasbeschrijving: De Eurasier is een middelgrote hond uit rasgroep 5 (spitzen en oertypen
 in verschillende kleurslagen.

Karakter: Eurasiers zijn kalme, evenwichtige en vriendelijke honden. Ze zijn intelligent en redelijk gehoorzaam, maar ze kunnen van tijd tot tijd ook zo hun eigen ideeën op na houden. Ze zijn waakzaam en laten hun stem beslist horen als er onraad is. Toch blaffen deze honden doorgaans weinig. Ze zijn zeer trouw aan hun eigen mensen en maken deel uit van de dagelijkse gang van zaken binnen het gezin.
Als kennelhond zijn ze niet geschikt.

Sociale aanleg: Honden van dit ras gaan goed om met soortgenoten en met kinderen kunnen ze het uitstekend vinden. Ten opzichte van mensen die ze niet kennen, stellen ze zich wat gereserveerd maar niet onvriendelijk op. Een goede socialisatie met huisdieren zoals katten is noodzakelijk.
Wordt hier aan voldaan dan zult u weinig problemen op dit vlak ondervinden.

Verzorging: Ondanks zijn dichte vacht heeft dit ras niet zo heel veel vachtverzorging nodig. De vacht is van een dusdanige structuur dat hij nauwelijks klit, behalve in de verharingsperioden, wanneer de ondervacht loslaat. Een herderharkje of een kam met een dubbele rij metalen pennen kan dan nuttig zijn om de losgekomen ondervacht eenvoudig te verwijderen.
Buiten de verharingsperioden is het af te raden de vacht al te vaak te borstelen of kammen, omdat hiermee onnodig veel onderwol wordt verwijderd.
Bovendien werkt dit bij honden met dit type vacht een aanhoudende verharing in de hand.
De vacht is vrijwel zelfreinigend, wat inhoud dat hij snel opdroogt en dat modder en vuil na opdroging amper of niet in de vacht achterblijft. Houd de nagels kort.

Opvoeding: De Eurasier is in doorsnee niet moeilijk op te voeden, al moet de eigenaar wel consequent en duidelijk zijn tegen de hond. Het ras reageert goed op een afwisselende training, waarbij de nadruk wordt gelegd op het belonen van gewenst gedrag.
Wordt een Eurasier op een vriendelijke manier, met veel begrip en geduld en beslist niet met harde hand opgevoed, dan haalt u het beste in hem naar boven.

Beweging: Een Eurasier heeft redelijk wat lichaamsbeweging nodig.
Naast de gebruikelijke sanitaire wandelingen wordt het aanbevolen de hond ongeveer een uur per dag de kans te geven zijn energie te ontladen.
Onaangelijnd spelen en ravotten wordt in hoge mate op prijs gesteld, en ook apporteren doen deze honden graag.
Ze hebben niet snel de neiging ver van hun baas weg te lopen.

Gebruiksmogelijkheden: Met de juiste begeleiding kan deze hond behoorlijk goed meekomen in sporten als behendigheid en gehoorzaamheid.
Het plezier dat u beide hieraan beleefd zou voorop moeten staan.
Dit is niet het type hond waarmee u in de wedstrijdsfeer hoog op de ladder zult eindigen.
Ook worden ze wel gebruikt als PTSS honden, of als hulphonden.


Hoofd: krachtig en wolfachtig, wigvormig, de snuit en de schedel zijn even lang. Vlakke schedel, lichte stop, krachtige voorsnuit, rechte neusrug en zwarte neusspiegel. Droge lippen.

Ogen: middelgroot, schuingeplaatst, donker en uitdrukkingsvol. Zwarte oogranden.

Oren: hoog en tamelijk dicht bij elkaar aangezet, driehoekig, middelgroot, rechtopstaand en naar voren gericht.

Gebit: schaar- of tanggebit.

Hals: matig lang, tamelijk grof, gespierd en droog.

Lichaam: krachtig en niet kort. Gespierde en vlakke rug. Brede en krachtige lendenen, vlak bekken. Ruime borstkas met lichte voorborst. Licht opgetrokken buiklijn.

Ledematen: rechte voorbenen, goede botten, tamelijk open hoeking van de voorhand, alsook van knie- en spronggewricht. Goed bespierd. Evenwijdige benen.

Voeten: ovaal, gewelfd, en met dikke zwarte voetzolen. goede beharing tussen de tenen.

Gangwerk:
 vrij en met goede stuwkracht.

Vacht: dik onderhaar en matig lang dekhaar. De snuit, het gezicht en de oren hebben een kortere vacht.

Kleur: rood of rood in verschillende nuances, wolfsgrijs, zwart en zwart met aftekening.

Schofthoogte: reu 52-60 cm, teef 48-56 cm.

Gewicht: reu 23-32 kilo, teef 18-26 kilo.

Geschiedenis 

In de jaren vijftig haalde de familie Wipfel uit Weinheim in Duitsland een zwarte hond uit het asiel. Deze reu van het poolhondachtig type was daar waarschijnlijk terechtgekomen nadat Canadese militairen hem hadden meegenomen naar Duitsland. Deze reu was zeer intelligent, maar wel met een uitgesproken wild hondengedrag. 
Na de dood van deze hond kocht de familie Wipfel een Wolfspits,
‘Bella v.d. Waldmuhle
Naar aanleiding van enthousiaste publicaties van professor Konrad Lorenz over de zeer interessante honden uit de kruising Chow Chow x Duitse Herdershond besloot Julius Wipfel de Wolfspitsen te kruisen met de Chow Chows.
Met behulp van een groep fokkers was het mogelijk om dit idee daadwerkelijk uit te voeren. ‘Bella’ en haar drie dochters ‘Anka v.d. Bergstrasse’, ‘Annet v.d. Bergstrasse’ en ‘Asta v.d. Bergstrasse’ werden gedekt. Er werden daarvoor drie Chow Chows gebruikt, namelijk: ‘Arocco V. Felsensteig’ (rood), ‘Ko-San-Lo-Pollo-Pong’ (rood) en ‘Igor v. Kwy-Chu-Florian’ (zwart).
De Wolf-Chow

Het doel was een evenwichtige, rustige, intelligente, gezonde, middelgrote, natuurlijke hond te fokken met fraaie kleuren, die zich gemakkelijk aanpast en zich duidelijk onderscheidt van de uitgangsrassen. In 1960 werden de eerste pups geboren. Deze waren in drie typen te verdelen:

Mengtype van de uitgangsrassen.

Wilde vorm, zowel uiterlijk als karakter.

Krachtig poolhondachtig type met een evenwichtig karakter.

Het derde type onderscheidde zich duidelijk, zowel in uiterlijk als karakter van de uitgangsrassen. De meeste waren wildkleurig, daarnaast zuiver rood, zwart en grijs. Al in deze eerste worpen kreeg men waarnaar gestreefd werd en er werd alleen met het derde type verder gefokt. Dit nieuwe ras kreeg aanvankelijk de naam ‘Wolf-Chow’. In 1960 werd de eerste vereniging opgericht onder de naam ‘Deutscher Zuchtklub für Wolf-Chow-Hunde’ (Duitse Fokvereniging voor Wolf-Chow honden).
Zo’n tien jaar later, na streng geselecteerd fokken en onvermoeibaar werken van Julius Wipfel en de groep fokkers, waaronder Mevr. Baldamus, beantwoordden de meeste dieren al behoorlijk aan het gestelde doel. Om deze relatief kleine fokbasis te verbreden werd nog een nieuwe bloedlijn opgezet.

Om de aard te verbeteren kruiste men in 1972 de Samojeed ‘Cito van Pol’ in. Hij bracht de vriendelijke aard en de elegante bouw mee. De verrassing was dat alle pups hiervan zwart waren. Professor Lorenz was intussen zeer geïnteresseerd geraakt en schafte er in 1972 een aan. In die tijd probeerde men ook de Wolf-Chow als ras erkend te krijgen. Een voorwaarde hiervoor was echter dat het ras een andere naam zou moeten dragen. Op 15 april 1973 werd het nieuwe ras erkend door de VDH en de FCI. Het ras zou de naam ‘Eurasier’ krijgen, naar de landen waar de oorspronkelijke honden vandaan kwamen, EURopa (Wolfspits) en AZIE (Chow-Chow en Samojeed). De vereniging werd omgedoopt in ‘Eurasier-Klub-Weinheim’ (EKW). Op 6 oktober 1974 werd de huidige standaard uitgegeven en onder nummer 291 geregistreerd bij de FCI.